Kunnen schapen vliegen?

Dit is natuurlijk een rare vraag, maar ik kom erop omdat ik aan het begin van het nieuwe jaar alle mails, notulen en foto’s van 2014 even wil ordenen, zodat ik 2015 met een schone lei kan beginnen.

Regelmatig komt er een schoolklas bij de kudde ter educatie. Je kent ze wel: een klas uit de binnenstad, kids zitten hele dagen aan de computer of voor een groot flatscreen en spelen misschien een paar keer week op een Johan Cruyff Court, gemarkeerd door hoge hekken (anders rolt de bal op de tramrails of de honden kunnen vrij op de middenstip een drol draaien).

De kids hebben één keer per maand een les over natuur en 2x per jaar gaan ze de stad uit. Als ze mazzel hebben kan er nog een bus gehuurd worden en rijden ze naar Drievliet of heel misschien naar de Efteling en één keer per jaar mogen de kids naar de natuur: naar de dierentuin, een bijen imker of… naar de schaapskudde.
Vreemd, maar ik besef dan pas dat deze stadskinderen niet weten wat een “kudde” is. Ze hebben wel eens een schaap gezien op de kinderboerderij, maar dat was er meestal maar één.

Het is voorjaar 2014, ik loop met de kudde en alle lammetjes in de polder, het zijn circa 400 dieren. Een geweldige imponerende ervaring voor kinderen die dit nog nooit mee gemaakt hebben.
De kids kijken hun ogen uit en vinden het geweldig wat het hondje allemaal kan. Ik doe de spannende uitleg van de hond: de hond stamt af van de wolf en de schapen zijn bang van een wolf, daarom beweegt de kudde.
De kinderen vinden het geweldig als ik na de commando’s over ga op fluitsignalen. Eén kind merkt op: “Het lijkt net of de herder met een joystick werkt, want het hondje doet precies wat de herder wil met het fluitje”.

Na een uurtje zijn de kinderen aan de massaliteit van de kudde gewend en dan komen de vragen over het hondje, over wat schapen eten, waar de schapen slapen? Of… “Kunnen schapen zwemmen?” “Ja,” antwoord ik dan,“Als een schaap van de brug valt en dat gebeurt nogal eens, dan zwemt hij naar de kant en dan trek ik het schaap uit de sloot.”
Met grote ogen kijken de kinderen en de juffrouw mij aan. “Kunnen schapen vliegen?” is de volgende vraag. De juffrouw begint te lachen, maar de kinderen niet, want ze weten het tegenwoordig gewoon niet met al die games en animatiefilmpjes; de kinderen worden zo vaak voor de gek gehouden. Ik kijk de juffrouw een beetje boos aan en vervolgens geef ik kort antwoord aan de kinderen.

“Ja, soms als ze bang zijn, kunnen schapen vliegen.”

“Herder, kunt u dan een schaap bang maken, dan kunnen we dat zien, want de juffrouw gelooft het niet.”
“Nee, dat doe ik niet, want ik vind het zielig om een schaap bang te maken. Weet je wat, als het een keer gebeurt, dan maak ik een foto en zet hem op mijn blog.”
Beloofd is beloofd en bij het “opruimen van mijn bestanden” kwam ik deze foto tegen:

foto: Leo Olsthoorn

Eén schaap was in het water gevallen en de herder haalt het schaap uit het water, het andere schaap was zo geschrokken dat hij over de brug vloog!!!!!!

Gelukkig!

Tweede kerstdag in de vroege ochtend ben ik weer op zoek gegaan naar de kudde samen met vriend Arie. Arie is ook herder en heeft ook een hond: een grote waakhond, dus niet geschikt voor bij de kudde.
Arie loopt vaak mee in het weekend en heeft zich geconformeerd aan het herderschap: lange jas, hoed, herdersstok. Alleen de hond ontbreekt, best jammer, want zonder hond moet je zelf veel meer hollen!

Wijselijk heeft Arie dus de keuze gemaakt om dan maar met mij en mijn border collie Kita op pad te gaan, maar… dan moet de kudde er wel zijn!
De hele ochtend gezocht maar niets gevonden en rond 12 uur waren we weer terug bij boerderij.
Het is lekker weer en we kijken uit naar de bezoekers. Via dit blog en kranten hebben we een oproep gedaan om mee te helpen met het zoeken naar de kudde. We vroegen ons af hoeveel bezoekers er zullen komen 50? 100?

Om 14 uur komen de eerste bezoekers bij de boerderij. Vrijwilligster Lucia had zelf kerstkoekjes gebakken en dat smaakte best bij een kop koffie. Rond 14.30 uur begonnen de bezoekers met de speurtocht en een goed half uur later had de groep eindelijk de kudde gevonden. De kudde liep tussen de bosschages in de buurt van Schiedam.

“Ik ben meneer Kerst Man en hoe heet jij?”
Tussen de kudde liep een opgewonden standje, rood pak aan, met witte baard en een stomme muts op. Deze meneer had de kudde meegenomen en was de weg kwijtgeraakt, maar hij was ook figuurlijk de weg kwijt, wat een druktemaker!

Gelukkig waren er heel veel kinderen meegekomen, zij konden de netten open zetten en zij wisten de weg terug naar de boerderij. Alle kinderen hielpen mee: de wegen moesten afgezet worden voor het aankomend verkeer en de achterste schapen moesten aansluiten bij de kudde.

De kinderen sluiten het erf van de boerderij af.

Rond 16.00 uur was de kudde gelukkig weer op de boerderij. Er was warme chocolademelk en iedereen warmde zich aan het kampvuur. Herder Arie en ik kijken terug op een geslaagde middag, er waren tussen de 200 en 250 bezoekers, we hebben veel blije gezichten gezien en de kudde is weer terug!

Lekker warm!
Dank aan alle bezoekers en natuurlijk ook de vrijwilligers van Vockestaert. Ik wens je een fijne jaarwisseling.

P.S. Als je nog wilt weten wat de uitslag was van de speurtocht, vraag het via [email protected]

Een vreemde kennis

Vrijdagavond bij de kerstborrel van Vockestaert sprak ik even de beheerder. Hij gaf aan dat ik het weekend niet met de kudde hoefde te lopen, want een Amerikaan, een kennis van hem, zou de kudde verplaatsen van Holy naar onze boerderij.

Zo vlak voor de kerstdagen vond ik dit eigenlijk wel best, want ik heb het druk zat. Een weekendje vrij kwam prima uit. De beheerder zelf zou het weekend weggaan, maar hij zou mijn telefoonnummer geven aan zijn kennis.
Ik maakte met iedereen een praatje, kreeg mijn kerstpakket en wilde vertrekken. Door de volle rumoerige zaal liep ik naar de gang en kwam de beheerder nog even tegen. “Wie is die kennis eigenlijk?” vroeg ik hem. “Kees Man,” zei hij vaag met een mond vol pinda’s. “Nooit van gehoord,” dacht ik, ik groette hem snel en ging naar huis met een kist vol natuurproducten uit onze mooie streek Midden-Delfland.
Zaterdagavond krijg ik een “appie” op mijn telefoon: “Herder, ben met kudde walking, I lost the way, kan you helpen? Batterij tel. bijna op, gr. Kerst”
Ik begreep er weinig van en appte terug: “Wie is Kerst?”
Binnen 5 minuten een reply: “I am friend of beheerder, I walk with kudde Vockestaert, heb toestemming, my name is Kerst”

Toen begon het mij te dagen… Die Amerikaan was natuurlijk verdwaald in onze polders. Ik belde hem direct. Tuuuut… tuuuut… “Yes, you’re talking with Kerst Man, met wie spreek…” Tuuuut… tuuuuut…

Verbinding verbroken. “Verdorie,” dacht ik, “zijn batterijen zijn natuurlijk op.” Zondagochtend vroeg ben ik direct met mijn hond Kita gaan zoeken in de polders… maar niets te zien! Geen kudde!
Wat een ramp! Ik heb toen gelijk de politie gebeld! “Meneer de herder, het zijn geen kinderen meer, het zijn volwassen dames, dus dat heeft momenteel bij ons geen prioriteit”
“Ja maar, ja maar…” stamelde ik… “Meneer, goedendag en succes met zoeken…” Tuuut… tuuut…
Ik zit nu met mijn handen in mijn haar, ik zie maar één uitweg en dat is om al mijn kennissen en lezers van dit blog in te schakelen om mee te helpen:

Kom tweede Kerstdag om 14.00 uur naar de boerderij aan de Woudweg 26, Schiedam. We gaan dan rond 14.30 uur op zoek naar die Amerikaan, die meneer Man, Kerst Man, ja, zo heet hij…. En daar is dan ook de kudde… En dan brengen we de kudde naar de boerderij!
We warmen ons daarna bij het kampvuur en eten soep, drinken glühwein of chocomel en enne, enne… en dan hebben we toch met z’n allen een fijne kerst!


Een kerstoproep van een wanhopige herder.


Een en tachtig

Het dinsdag begin december en bij het begin van de ochtend is er rijp te zien op de grasvelden. Het heeft licht gevroren en het is fris in de polder.

Met dit weer blijven veel mensen thuis, het nodigt de mensen niet uit om een lekkere wandeling te gaan maken. Voor mij is het een rustige, stille dag, geen dagjesmensen en geen groep bij de kudde. Ik zie in de verte een enkele hondenbezitter en zwaai gemoedelijk naar hem of haar.

De dag kabbelt voort, tijd voor een krantje is er wel maar ik vind het te fris om lang stil te zitten, ik kuier wat langs de rietkragen en ruim wat blikjes powerdrank, wietzakjes en lege zakjes chips op. Deze (jeugdige) vissers recreëren naar harte lust in hun tentjes langs de waterkant, maar hebben blijkbaar net dat stukje opvoeding gemist waarin verteld werd dat men na afloop ook de rotzooi op moet ruimen en mee moet nemen.

Ik besteed nog wat tijd om met de jonge hond Spyck te trainen. Spyck zit niet vast aan een lijntje, ze loopt rustig mee met de kudde. Samen de kudde drijven in voorwaartse richting doet ze goed. Spyck beheerst het “op 12 uur” blijven nog niet. Dit is ook moeilijk te oefenen met 150 schapen. Normaal gesproken beginnen de lessen met een jonge hond met 4 tot 6 schapen en dan is er veel beter en sneller overzicht voor de handler (herder). Werk aan de winkel voor het komende jaar.
Verder nog wat meegemaakt? Ja…

Aan het einde van de middag zie ik in een van de vaarten tussen het riet door een kano met daarin een man. Doodstil, hij beweegt niet. Ik kijk het een minuutje aan en de man beweegt nog steeds niet! “Verdorie,” denk ik, “Die man is onwel geworden, verdomme, nou moet ik zo meteen nog het water in ook.”

Ik loop naar het riet toe en spreek de man toe, gelukkig hij beweegt. Hij was bezig met om foto’s terug te kijken op zijn toestel. Niets aan de hand dus, ik ben een beetje opgelucht en we raken aan de praat. We delen onze interesses, de natuur, Midden-Delfland, de schaapskudde etc.

Al pratende kwam ik er achter dat ik hem al meer gezien heb op de wateren in Midden Delfland. “Bent u regelmatig op het water?” vraag ik hem. “Meneer, èlke dag, het hele jaar door, behalve als het vriest! Ik woon in Delft, pak mijn fiets en elke dag rij ik naar Schipluiden, want daar ligt mijn kano en dan vaar ik over de Vlaardingse Vaart naar de Vlietlanden. Ik vind het heerlijk om foto’s te maken, Ik heb wel zo’n modern toestel, maar ik laat nog gewoon de foto’s afdrukken op papier.”

“Zeker wel koud zo stil op het water?” vraag ik hem. “Welnee meneer, bij U daar op de kant is het koud, want u voelt de wind. Ik vaar meestal langs de rietkragen en dan ben ik in de luwte.” “Tja,” zeg ik, “Dat is wel slim, maar laat ik dat nou maar niet proberen, want dat wordt een zooitje met al die schapen in het riet.” We praten nog even kort over wat ‘wij, buiten-mensen’ in de winter voor kleding moeten hebben en het gesprek loopt ten einde. Tot slot vraag ik hem: “Mag ik u naar uw leeftijd vragen?”

“Ik ben 81…”

Hij steekt zijn hand op en peddelt langzaam verder…  en ik neem mij voor om tegen niemand, maar dan ook echt tegen niemand, te zeggen dat ik het deze dag koud heb gehad. Ik zet mijn kraag op, steek mijn handen diep in de zakken en ik loop tegen de oostenwind in naar de boerderij, nog een uurtje te gaan. In gedachten neem ik mij voor dat ik met mijn kudde in de Provence (Frankrijk) loop, 25 graden met een heerlijke zonnetje. En het helpt… een beetje, brrrrrrrr.

Gelijkgestemden

Vorige week dinsdag was het een heerlijke dag in de polder, een schraal novemberzonnetje, weinig wind en alle tijd voor mijzelf, want er was geen groep gepland.

Ik breng al kuierend de ochtend door, eet een boterhammetje, drink een bakkie koffie, neem in gedachten enkele nieuwe ideeën door, kuier weer een stuk en neem de veranderde natuur waar: de ooien zijn gedekt, de bladeren vallen en de winter zal over enkele weken zijn intrede doen.

Ondanks het mooie weer is het erg rustig in de polder. Aan het einde van de middag zie ik in de verte een stel met de fiets in de hand wachten totdat ik met de kudde, lopend over een smal pad, arriveer op de parkeerplaats.
Er worden enkele vragen gesteld over de kudde die ik enthousiast beantwoord. Beleefdheidshalve vraag ik aan het stel: “Lekker aan het fietsen in de polder?” De vrouw antwoord: “Ja, lekker hoor, maar HIJ (knikkend naar haar man) moest nog naar een vogel.” Nieuwsgierig vraag ik: “Vogel?” “Ja,” antwoordt de man enthousiast, “gisteren op Waarneming.nl las ik dat de buidelmees in dit gebied is gesignaleerd. Maar helaas, ik heb hem niet kunnen vinden vanmiddag.” “Jammer.” zeg ik, “Ik heb hem ook niet gezien.” Enigszins teleurgesteld nemen we afscheid.
Mijn tocht gaat verder en nog geen half uur later vlakbij de nachtweide, kom ik op het wandelpad tussen het riet een man tegen. Typisch een “vogelaar” dacht ik. Groene jas, spijkerbroek, een ingeklapt statief onder de snelbinders en de onmisbare verrekijker aan een touwtje hangend op zijn buik. “Rustig in de polder.” zeg ik, doelend op het feit dat er ondanks het mooie weer nagenoeg geen mensen in de polder zijn.
“Ja, klopt”, antwoordt hij, ”Heb wel een zilverreiger en wat ooievaars gezien, maar het is inderdaad rustig.” Oja, dacht ik, die zit natuurlijk in een andere “wereld” dan ik. Dus snel schakelen “Ehh…. Maar meneer heeft u al de buidelmees gezien?” Hij kijkt mij aan of hij water ziet branden… “Maar ehhh, hoe? Ehh… Heeft u hem wel gezien dan, herder…?” stotterde hij. “Nee,” antwoordde ik op de bluf, “maar ik heb hem wel gehoord, dacht ik.” De vogelaar maakt snel zijn jas open en haalde zijn camera te voorschijn, binnen een minuut liet hij een filmpje zien dat hij deze middag gemaakt had van… de buidelmees.
Vol enthousiasme begon hij bij de beelden te vertellen over dit zeldzame vogeltje. 200 meter verderop voorbij de houten brug, bij wat riet had hij de opnames gemaakt. Het was een mooi vogeltje, insecten etend van een lisdodde, roodbruin ruggetje, een opvallend zwart gezichtsmasker en een vaal witte onderkant met de grootte van zeg maar.. een meessie. De vogelaar klapt zijn camera dicht en neemt met een grijns van oor tot oor en pretoogjes afscheid van mij. Tja, ik begrijp dat wel, een vogelaar is altijd alleen, honden en hondenbezitters zijn zijn vijanden, maar nu, nu was hij iemand tegengekomen die mee kon praten over de buidelmees. Wij waren gelijkgestemden!
Dezelfde week, vrijdagmiddag weer gelopen met de kudde. Ik ben weer in de buurt van de waterpartij met lisdodden. Ik wil niet zeggen dat “ze” in files liepen, maar ik kwam ze overal tegen op de onmogelijkste plekken, de mannen met de verrekijkers. Zoekend, sluipend en soms helemaal de verkeerde kant op lopend. En dan fluister ik: Psssttttt, buidelmees?” “Ja”, knikt de verrekijker. “Verkeerd,” fluister ik, “teruglopen, 2de bruggetje links, bij de lisdodde.” Dankbaar gaat een duim omhoog, tjaa, gelijkgestemden, hè!

P.S. ‘s Avond nog even gegoogled op “buidelmees” want ik weet heel weinig van vogels en het klopt: roodbruin ruggetje, opvallend zwart gezichtsmasker en een vaal witte onderkant (het staat in België zelfs op de rode lijst als zeldzaam).

foto: Marek Szczepanek

Pech in de polder

Het is al november, maar het is heerlijk weer: 12 graden, weinig wind en een zonnetje, dus veel volk ‘s middags in de polder. Fietsers, wandelaars, vissers, hardlopers en af en toe ook wat scootmobielen.
In de winter zie je niemand, dan zijn het lange dagen, maar nu? Ach, er is altijd wel een praatje of er gebeurt wel iets.

Zo ook deze middag. Ik sta met de kudde op een breed fietspad. Ik ben in gesprek met een voorbijganger en hond Kita ligt op het fietspad voor de kudde, zodat de kudde niet beweegt.
Achter de kudde sluiten een scootmobiel en een fietser aan.
Op de scootmobiel zit een 80-jarige man in een rare houding, laten we hem maar meneer Scoot noemen. Meneer Scoot helt helemaal naar rechts en op de fiets zit een bezorgd kijkende thuisverzorgster. Laten we haar mevrouw Thuis noemen.

“Is er iets?” vraag ik aan mevrouw Thuis. “Ja, meneer Scoot heeft een lekke band en ik ben erg bang dat hij omvalt, maar hij wil niet stoppen. Hij wil alleen maar doorrijden. Het is goed dat de kudde hem nu even tegenhoudt, want ik durf zo niet verder met hem te rijden.”
Ik kijk naar de scootmobiel en jawel, de band is er al helemaal af en meneer Scoot rijdt op zijn velg.

Op de achterkant van de scootmobiel staat een telefoonnummer en mevrouw Thuis heeft, nu er even pauze is, gelukkig de tijd om te bellen. Mevrouw Thuis krijgt de hulpdienst aan de lijn en deze wil weten waar we zijn, zodat hij met een kraanwagen meneer Scoot op kan halen. Vragend kijkt mevrouw Thuis naar mij: “Waar zitten we, hoe heet het hier?” “Ehh tjaaa… ik noem dit altijd Schapenpad 3. Maar daar hebben de hulptroepen niets aan,” zeg ik. Snel bedenk ik een oplossing: “Laat de noodhulp maar naar het parkeerterrein aan de Holyweg rijden, daar zijn wij dan ook over een half uurtje.”
Mevrouw Thuis geeft dit door en kijkt vervolgens naar mij en vraagt: “Hoe dan?” “Laat mij maar even,” en ik spreek meteen meneer Scoot aan: “Meneer Scoot, vanaf nu bent u de hulpherder, U moet halfgas geven en achter de kudde blijven. Ik loop aan de rechterkant naast u en als u er uit dondert, gas los en dan vang ik u op.”
Zo gezegd, zo gedaan. Meneer Scoot en mijn twee honden zetten de kudde in beweging. Ik heb mijn handen vol. Hond Kita weet precies wat er van haar verlangd wordt, maar Spycky (9 maanden oud) wil, als ik haar niet in de gaten houdt, alle kanten opvliegen. Opletten dus!! Meneer Scoot hangt inmiddels half uit z’n karretje en leunt stevig tegen mijn linkerschouder.
In tegengestelde richting zie ik een wandelend echtpaar en een racefietser aankomen. Tegelijkertijd ben ik in gesprek met mevrouw Thuis, die schuin achter mij fietst. Ja, ik wil toch iets meer weten van meneer Scoot.
Meneer Scoot blijk nog zelfstandig te wonen en is goed aanspreekbaar. “Mooi!” denk ik, “Als het fout gaat dan is het wel makkelijker om direct met hem te communiceren.” De racefietser is inmiddels noodgedwongen gestopt en kijkt met z’n mond open, stomverbaasd naar deze bonte stoet.
Het wandelend echtpaar kijkt bezorgd: “Tia? Hartaanval?” “Nee,” zeg ik geruststellend: “Lekke band, maar ik heb geen plakspullen bij me.”
Uiteindelijk komen we uit bij de parkeerplek aan de Holyweg. Ik neem afscheid van mevrouw Thuis, zij kijkt gelukkig en tevreden, want nu is er rust en controle. Daarna wend ik mij tot meneer Scoot, hij heeft een grote grijns op zijn gezicht en geef ik meneer Scoot een hand. En dan hoor ik hem voor het eerst iets zeggen: “Gozer, ik vond het geweldig, ik ben de eerste herder in Nederland met een scootmobiel!!!” Met een glimlach en een drijfnatte rug zeg ik: “Succes straks met de wegenwacht”
Ik loop verder met de kudde en mijn twee maatjes. Jaaaaa… Er gebeurt altijd wel iets moois, als ik met de kudde loop.
De schapen bij de kooi ‘s ochtends vroeg.

Kleuren in de polder 2

Het is herfst in de polder, sommige bomen verliezen al hun bladeren, andere bomen laten de prachtige herfstkleuren nog zien (bruin, geel en oranje). Ik loop op een zondag over de weilanden en neem na een uurtje even de tijd voor een “bakkie” (zwart).

Ik parkeer mijn kudde (wit met gele, groene en rode kleuren op hun rug) op een klein stukje land (groen) en klap mijn stoeltje (bruin) uit op het fietspad dat haaks staat op de Woudweg, tegenover boer Rodenburg. De Woudweg is een smalle weg waar twee auto’s elkaar eigenlijk niet kunnen passeren. Het fietspad is nog smaller en in het midden van het fietspad bij de Woudweg staat een paaltje om te voorkomen dat er een auto het fietspad op rijdt.

Ik zit ca 50 m van het paaltje af en geniet van de rust en van mijn bakkie koffie.

Na enige tijd zie ik in mijn ooghoeken een stel op fietsen (blauwe) aan komen, ze rijden over het fietspad richting Woudweg.
Ze zien mij zitten en doordat ik half het fietspad blokkeer gaan ze achter elkaar fietsen. Vrouw voorop en de man volgend. De man (groene jas) ziet aan mij dat ik een herder ben: lange jas, hoed en staf (alles bruin). Schichtig kijkt hij om zich heen, links, rechts, links om te kijken waar de kudde is.

En ja hoor, daar ziet hij ze allemaal: onze gekleurde dames. Gefascineerd blijft hij al fietsend naar rechts kijken, naar de kudde. Vrouw (rode jas) heeft niets in de gaten en fietst stoïcijns rechtdoor… En dan….? Dan hoor ik plotseling een geweldig oerklap en een schreeuw!!!! De man (groene jas) was boven op het fietspaaltje geknald. Zo’n rood-witte… je kent ze wel.

Hoe dit verder afloopt? Dat vertel ik misschien de volgende keer…

Wij deden niets!

Kleuren in de polder 1

Van tijd tot tijd krijg ik leuke reacties op mijn blogverhalen. De meeste reacties kreeg ik van het verhaaltje dat op 16 september geplaatst is. Dat verhaal ging over een muisje en het was een verhaal met allerlei kleuren. Hieronder een andere kijk op “kleuren in de polder”.

Na de intensieve en prachtige wandelweken in de Morvan (Frankrijk) ben ik zaterdagavond laat thuis gekomen. De koffers vol met vieze kleren blijven op zondagochtend nog even in de gang staan, want ik wil éérst naar de kudde. Zodra ik mijn schapenschoenen aantrek en een hoed opzet staan de honden Kita en Spyck te trappelen van ongeduld. Ze zijn nog schoon en droog en mogen dus voorin de bus. Spyck de jongste, op de grond, naast het gaspedaal en moeder Kita op een kleedje op de bank, naast mij.

Als we bij Schipluiden de polder in rijden, wordt Kita meestal onrustig: of ze ruikt de polder of ze merkt het aan mijn rijgedrag. Maar steevast voorbij Schipluiden gaat ze zitten en kijkt naar buiten en begint te snuiven. Aangekomen bij de boerderij aan de Woudweg, sprint Kita uit de auto en rent naar het hek. Ik zet Kita nog even vast aan het hek, want ik wil eerst nog even 15 min “trainen” met Spyck de pup van 8,5 maand. Deze jonge hond is er echt aan toe om aan het werk gezet te worden, want ze vertoont af en toe “verveelgedrag”.

Daarna gaan we met z’n allen op stap, het is een mooi spul bij elkaar. Maar wie zijn “we” dan wel? Allereerst de 2 genoemde honden, natuurlijk mijn kameraad nummer 39, de leider (de hamel) van de kudde, gevolgd door 150 dames (de ooien) en twee vreemde schapen, die een paar weken aan het logeren zijn. Het zijn eigenlijk een soort “winterschilders”, want zij zorgen in deze periode voor een kleurrijk geheel.

Zij hebben een “klimbroekje” aan en aan dat klimbroekje zit “een kleurpotlood”. Vandaag is het de kleur rood. Geel en groen zijn al door de logees gebruikt toen ik op vakantie was. Dat kan ik zien aan de ruggen van de ooien. Veel schapen hebben reeds de kleur geel of groen op hun rug.

Hoe werkt dat nu met zo’n “winterschilder”? Dat gaat als volgt: de winterschilder, onze logé, is een ram (mannetje) en maakt een date met de ooi (een vrouwtje) als er een klik is (en dat is er snel) dat belooft de ram zijn geliefde “eeuwige” trouw, waarop de ooi dan zegt: “Oké, dan wil ik wel een kind van jou”.
Dit is niet de plaats om uitvoerig de details te vermelden, maar het komt er op neer dat de “liefdesdaad” vrij snel (dus eigenlijk in een wip) gedaan wordt. Aan het einde van dit gelukzalige moment doet de logé (de dekram) een stapje terug en veegt op datzelfde moment met het dekblok (het rode kleurpotlood) over de rug van de ooi. Deze kleur is watervast en blijft er maanden op zitten.

Doordat de ooien nu gekleurd zijn weet de boer/herder welke ooien er gedekt zijn en nog belangrijker: wanneer de ooien gedekt zijn. De draagtijd is 5 maanden min 5 dagen. Dus de boer/herder weet dan precies wanneer de ooi “af moet lammeren” (wanneer het lammetje geboren wordt). Waarom nu de verschillende kleuren? De cyclus van een schaap is 17 dagen. We beginnen met geel, na 17 dagen vervangen we de dekblokken voor groen, en weer 17 dagen later door rode dekblokken.

Na 5 maanden weet de boer dat alleen de ooien met de gele kleur naar binnen moeten voor het aflammeren. 17 dagen later komen de ooien met groene kleur naar binnen en de geboren lammetjes van de gele ooien gaan dan al weer na een volgende stal. En weer 17 dagen later komen de rode ooien naar binnen en verhuizen de ooien en lammetjes van de groene kleur naar de volgende stal.

ram met dekblok en ooien

Hond Kita op vakantie in Frankrijk

Wandelvakantie

Een paar keer per jaar verzorg ik wandelvakanties in Frankrijk, in de Morvan, een prachtig natuurgebied met meren, bossen, landerijen en met een middengebergte van 300 tot 900 m hoogte.

De wandelgroep, ongeveer 25 personen, loopt elke dag in een andere omgeving. Als gids ga ik altijd voorop en natuurlijk gaat hond Kita altijd mee. Ze loopt dan 100 m vooruit, gaat aan de kant liggen en wacht totdat ik eraan kom en hoopt dan op een commando. Maar in zo’n wandelweek ben ik gericht op de wandelaars en ben dus (voor de “buitenwereld”) weinig bezig met de hond. Maar lichaamstaal of een fluisterend woord is voor Kita al voldoende om de volgende run in te zetten.

Al snel verwondert de groep zich over het gedrag van de hond. Kita weet al heel snel de routes die ik met de groepen loop. Bij een kruispunt in een bos weet zij al dat ik daar hoogstwaarschijnlijk linksaf ga. Ze gaat dus links het pad in, gaat liggen en wacht totdat ik er ben.

En na één dag al hoor ik de wandelaars zeggen: “Die hond wijst ons de weg”. De focus van de Kita is altijd op mij gericht en laat dus een onvoorwaardelijke trouw zien. Volgzaam, alert en met plezier is mijn maatje dus de hele dag bij ons. Dat gaat zo de hele week door. Als ik stop voor een anekdote of een korte vertelling, ligt Kita aan de kant te wachten en zodra ik beweeg, beweegt Kita.

Demonstratie
Op de laatste dag van de afgelopen wandelweek gebeurt er iets bijzonders. Deelnemers genieten, houden zich kranig, maar ik zie dat enkelen moeite hebben met het tempo, dus las ik af en toe een rustmoment in.

Het is aan het einde van de middag, we lopen over een heuvelachtig landschap met wat bossen en weilanden. Ik stop bij een hek bij een weiland en verderop lopen zo’n 10 schapen te grazen. De groep sluit aan en luistert. Eindelijk tijd voor een korte demo. Ik geef aan dat ik op 30 m afstand nog steeds kan fluisteren met mijn hond, “Maar…” zeg ik:“Ik heb géén toestemming, ik ken de schapen niet en Kita kent de schapen ook niet! Dus als er iets gebeurt, dan roep ik Kita direct terug.”

Het is muisstil, ik open het hek en Kita rent de wei in, direct fluister ik het commando “lie down” en direct ligt Kia af in het weiland, 30 m vanaf het hek. Ik fluister het sluipcommando “easy” en Kita sluipt naar de kudde. Dan, op 50 m afstand, leg ik haar weer af. Ongeloof op de gezichten van de wandelaars. Dan leg ik uit dat ik Kita op “12 uur” ga leggen. Met andere woorden ik stuur Kita in een boog om de schapen heen, zodat Kita achter de schapen is. De schapen behoren dan te schrikken, zoeken elkaar op en worden door de hond naar voren naar mij, de herder, gebracht.
Ai!
Dat wil zeggen… zo behoort het spelletje te gaan, maat het loopt dit keer anders! De schapen zien misschien voor het eerst van hun leven een hond. De schapen groeperen (kuddegedrag) en de leider kijkt Kita strak aan. Kita neemt dezelfde positie in en kijkt de kudde aan (the eye). In zo’n situatie moet de hond zoveel “druk” uitoefenen dat de kudde terugdeinst en Kita sluipt dan naar de kudde, zodat de kudde in beweging blijft.

De leider van de kudde deinst echter niet terug. Uit nieuwsgierigheid of om zijn kudde te verdedigen stapt de leider, gevolgd door de overige schapen, langzaam op Kita af!

Helaas… Kita geeft te weinig druk en wijkt uit naar links. Gevolg: de kudde loopt ook naar links. Daarna wijkt Kita uit naar rechts, de leider ook, dus ook de kudde loopt naar rechts. Voor de buitenstaander is dit een koddig gezicht: “Ooh, kijk eens, de schaapjes volgen allemaal de hond, geweldig!”
Voor mij als herder is dit een situatie die ik te allen tijden wil en moet voorkomen. Als het mijn eigen kudde in Midden Delfland is, zal ik direct ingrijpen en snel mijn assistentie verlenen om samen “druk” te zetten op de kudde zodat de kudde toch uitwijkt en mijn hond aanspoort om de kudde langzaam op te “drijven”.
Applaus
Maar… dit is niet mijn kudde, dit is niet mijn land, dus fluit ik snel mijn hond terug naar het hek. 10 meter voor het hek fluister ik nog één keer: “lie down” en direct ligt Kita af. Ik open het hek en roep Kita. Langzaam loopt Kita naar het hek toe (jammer baas, ik had nog zoveel zin…). Op het moment dat Kita door het hek gaat, klappen 25 vermoeide wandelaars luid voor de hond.
Ik was van plan om alles uit te leggen, maar… ik laat het maar zo. We vervolgen onze weg en met trots luister ik naar de complimenten en de verbazing die men uitspreekt over Kita.

In het midden de oude hamel van onze eigen kudde.

Als er een schaap over de dam is…

Een groep uit de psychiatrie gaat met mij op stap met de kudde. We kiezen voor een gebied met veel smalle paadjes en kleine platte bruggetjes. De schapen hebben niet veel met water en zeker niet zo’n smal plat bruggetje. Ze stoppen dan ook altijd voor een brug. Als ik met de leider (de hamel) voorop loop, is het geen probleem: de hamel volgt mij en de kudde volgt de hamel. Hond Kita zorgt er voor dat de achterste schapen ook meekomen.

Maar als ik met een groep loop, ben ik achter de kudde. Samen met enkele deelnemers hoed ik de kudde: we drijven de schapen rustig naar voren. Aangekomen bij een platte brug, zie je steevast hetzelfde patroon: de schapen stoppen voor de brug. Als de hamel voorop loopt, is er geen probleem. Maar vaak gebeurt het dat de hamel ook achter de kudde bij mij blijft. Hoe lossen we dit op?
Voorzichtigheid is dan geboden. Ik waarschuw de deelnemers om rustig te blijven en enige afstand te houden. Bij te veel druk ontstaat er immers stress bij de kudde en dan willen de schapen allemaal tegelijk over die smalle brug.
De deelnemers stoppen, alles is onder controle, maar door de drukte vergeet ik mijn eigen hond, en die wil natuurlijk vlak achter de schapen zijn, dus… Toch nog enige stress voor de brug! Ik wil Kita terug sturen, maar het is al te laat.
Een deelnemer, die vooraan bij de brug staat, ziet het gebeuren. Zwaaiend met z’n armen schreeuwt hij: “Er is een schaap in het water gedonderd.” Ik sta zelf helemaal achteraan de kudde en schreeuw gemaakt paniekerig terug: “Doe wat, anders verzuipt dat beest!”
8 van de 10 deelnemers staan aan de grond genageld, weten zich geen raad, maar 2 deelnemers nemen het initiatief, ze stappen in de slootkant en doen verwoede pogingen om het schaap te redden. Inmiddels ben ik door de kudde lopend, gearriveerd bij de brug.
Als het een lammetje is dan geef ik in zulke gevallen enkel advies wat de deelnemer(s) moet(en) doen. Als het een volwassen schaap is, zal ik assistentie moeten verlenen.
Dit keer is een een volwassen schaap, kop en nek steken nog net boven het water uit. Met de kromming van mijn herdersstaf trek ik een voorpoot van het schaap naar me toe. We pakken het schaap bij zijn vacht en voorpoten beet en met vereende krachten trekken we het schaap op het droge (al gauw met al dat water in zijn vacht 80 kg).
Het schaap sprint de brug over om bij de kudde aan te sluiten. Met m’n handen op mij knieën, speel ik de rol van zeer vermoeide herder. Ik zie dat de twee redders ook na staan te hijgen, we glimlachen, ik loop naar ze toe en geef ze een high five! De andere deelnemers hebben met bewondering toegekeken en een enkeling geeft complimenten aan de redders.
We vervolgen onze weg en na afloop drinken we met z’n allen koffie in de herdershut.
De redding is het gesprek van de dag, de twee redders raken niet uitgepraat en “boerin” Ellen, die voor de koffie en de taart zorgt, hoort alles met veel belangstelling aan.
De deelnemers stappen daarna in het busje met begeleiding en rijden terug naar de instelling. De duimen gaan omhoog, ik zie blije gezichten en ik kijk het busje na over het lange boerenpad.
Dit was voor hen meer dan alleen maar een leuke middag en een lekker stuk taart.
Natuurbeleving, respect voor de dieren, maar vooral… het vergroten van het zelfbeeld en zelfvertrouwen is vandaag aan de orde gekomen! Ik blijf het elke keer zeggen als ik weer een groep heb mogen begeleiden: “De primaire taak van de kudde is het begrazen van dit gebied, maar de meerwaarde zoals hierboven beschreven is, is vele malen groter!”
Gemeentes, provincie, lees dit verhaal! Verlaat het bureau, loop eens mee en ervaar de meerwaarde van de schaapskudde in onze polder!
We kunnen het best, achter elkaar aan!