Maatje

Ik ben al een uurtje of twee met de kudde in de polder en ik zie de polder “ontwaken”. De dauw boven de weilanden is verdwenen, een schraal zonnetje zorgt voor mooie plaatjes in de polder en ik neem de eerste hondenbezitters waar. Ik heb een “bakkie” gedaan en ik besluit een stuk over het fietspad richting Holy te lopen met de kudde.

De kudde neemt het hele fietspad in beslag en we kuieren rustig voort. Achter mij hoor ik opeens een vrouwenstem: “We kunnen er, denk ik, niet door, zullen we maar even wachten?” Ik kijk om en zie een vitaal vrouwtje, eind zestig, begin zeventig op een fiets en naast haar een hondje.

Waarschijnlijk wordt de vraag aan het hondje gesteld, want ze kijkt enkel naar haar hondje. Ze stapt af en geeft haar hondje een aai over zijn kop. “We blijven wel even achter de kudde, dan wandelen we wel een stukje mee,” zegt ze tegen het hondje.
“Goedemorgen, mevrouw, als u er langs wilt, dan maak ik wel even ruimte hoor” zeg ik tegen haar.
“Nee hoor, meneer, ik loop er wel achteraan, ik heb de tijd en ik vind het wel aangenaam”. Al lopende ontstaat er een gesprek.
Mevrouw constateert dat ik een mooi beroep heb en dat ze geniet als ze de kudde in de polder ziet lopen. Inmiddels loopt de kudde een weiland op en we blijven in gesprek. Ik maak een compliment over haar hond, want Blackie, de naam van deze viervoeter, is rustig gaan liggen tijdens onze conservatie. “Meneer, Blackie is vijf jaar geleden in mijn leven gekomen en geeft mij veel steun”.
Nu volgt een uiteenzetting van hoe Blackie in haar leven is gekomen. Het wordt een monoloog van 15 minuten zonder dat ik er met één woord tussen kom.

“Mijn man is 5 jaar geleden overleden, lang ziekbed; tot aan het einde toe heb ik hem verzorgd. Ik heb mooi afscheid kunnen nemen van mijn man. Hij is rustig heen gegaan. Maar ja daarna, hè… Alleen in dat huis… de tafel dekken met één bord, alleen koffie drinken… die stilte. Zes weken lang kwam ik de deur niet uit. Nergens zin in, ik at weinig en had geen contacten.
Zes weken na het overlijden van mijn man, het was op een dinsdagochtend, kwam ik de woonkamer in, ik had slecht geslapen en ik begon met een kop thee.” 
“Ik zat aan de hoge tafel, keek de kamer in en daar bij het raam, in zijn eigen fauteuil, daar zag ik, u zult het niet geloven… mijn man zitten!
Hij glimlachte naar mij en zei zachtjes: “Strid, het is goed zo, ik heb geen pijn meer. Ga verder met het leven!” En toen besefte ik, ja nu ben ik echt alléén, ik moet nu alleen verder! Ik heb toen mijn fiets gepakt en ben de polder ingegaan. Mijn man had een signaal gegeven. Hier en daar zag ik wandelaars met honden. Ik heb mijn hele leven al een hond willen hebben, maar ja hoe gaat dat? Jong gezin, druktes, vakanties, waar laat je zo’n dier, kinderen de deur uit, man met pensioen, ja nu hadden we de tijd gekregen om aan een hond te denken, maar tja… toen werd mijn man ziek, meneer… een lang ziekbed… vijf jaar… heb hem zelf verzorgd… was zwaar… Maar nu, nu vond hij het goed! Het was een teken!”

“Dezelfde dag ben ik naar het asiel gegaan en heb Blackie uitgezocht, zij was toen net nog geen jaar oud. Elke dag ga ik met haar de polder in, het is mijn maatje en elke dag denk ik dan aan de glimlach van mijn man zittend in zijn fauteuil: “Strid, het is goed zo…”

“ Meneer, ik ben nu 74, het lijf is stram, maar ik heb nog een leven voor me.
Kom, Blackie, we gaan weer verder. Dag meneer, o ja,…. Ik heet Astrid”. Ze stapt op haar fiets en Blackie loopt rustig mee. “Fijne dag nog, Astrid!” roep ik haar na…”Ik heet, Lex… Lex de herder, tot de volgende keer!”

Ik kijk haar nog een eind na. Naast haar, rustig lopend, haar hondje Blackie, gewoon, een asbakkie… maar wel… een maatje.

Nu kijk ik naar mijn eigen hondje, vragend kijk ze mij aan: “Mooi verhaal baas, maar gaan we nu eindelijk wat doen?” Ik geef een commando, “Linksom!” en ze vliegt naar de kudde.

Ik kan altijd op haar rekenen…

Een echt maatje.

foto: Jeannemieke Hectors