Het is dinsdagochtend vroeg.
7.30 uur ben ik de polder. Ik zie door de mistflarden de kudde verspreid over de nachtwei.
Ik parkeer mijn auto en loop samen met mijn hond naar het hek van de nachtwei. Hond Kita krijgt een commando en haalt de kudde op. Ik loop met de kudde richting Holy en ik zie dat de schapen het naar hun zin hebben.
Hier is mals gras ten overvloede. Iedereen heeft het naar zijn zin; de kudde, de hond en ik natuurlijk ook. Na een minuut of vijftien zie ik in de verte een man met zijn onderarmen op een hek leunend de polder inkijken. Ik wil eigenlijk nog een half uurtje doorlopen maar een stemmetje in mijn hoofd zegt: “Neem nu maar eventjes een pauze.”
Ik kijk de man aan, ik schat hem even in de vijftig. En ik spreek hem aan: “Mooi plaatje hè?”. ” Ja,” antwoordt hij, “Het is een mooi gezicht. En zo vroeg in de ochtend geeft het ook rust. Ik kom hier graag.” zegt hij met zachte stem. “Vooral vroeg in de ochtend. Ik vind het mooi om de zon op te zien komen en het is dan nog zo heerlijk rustig hier in de polder, want straks moet alles weer.” En hij knikt richting de stad.
“Het werk wacht…?” vraag ik hem.
“Ja meneer, tuurlijk… Het werk wacht… maar ook… hoe zal ik het zeggen… daar…” kijkend naar de stad, “Daar is het altijd druk, druk ik mijn hoofd, bedoel ik. Het moeten, het moeten… Het gaat maar door. Hier… hier hoef ik helemaal even niets en… ik heb de tijd om na te denken… te denken aan vroeger…”
“Ja meneer, tuurlijk… Het werk wacht… maar ook… hoe zal ik het zeggen… daar…” kijkend naar de stad, “Daar is het altijd druk, druk ik mijn hoofd, bedoel ik. Het moeten, het moeten… Het gaat maar door. Hier… hier hoef ik helemaal even niets en… ik heb de tijd om na te denken… te denken aan vroeger…”
De man stopt met praten en er valt een stilte… Ik vraag hem: “Mooie herinneringen?”
“Nee meneer, ik heb als kind een rotjeugd gehad, ik heb geen liefde gehad en ook niet gekend. Dat leerde ik pas veel later, toen ik op eigen benen kwam te staan…”
“Nee meneer, ik heb als kind een rotjeugd gehad, ik heb geen liefde gehad en ook niet gekend. Dat leerde ik pas veel later, toen ik op eigen benen kwam te staan…”
Stilte….
“Bent u vroeg wees geworden?” vraag ik hem. “Nee meneer, ik ben als kind veel mishandeld door mijn ouders… Heb er nooit over kunnen praten… Ik moet het zelf een plek geven”.
“Heeft u nooit professionele hulp gezocht?” vraag ik hem.
“Nee meneer, ik ben geen prater, ik kan het niet. Ja, mijn vrouw weet dat er vroeger “iets” is geweest, maar wat heeft het voor zin om andere mensen lastig te vallen met mijn verdriet?”
“Nee meneer, ik ben geen prater, ik kan het niet. Ja, mijn vrouw weet dat er vroeger “iets” is geweest, maar wat heeft het voor zin om andere mensen lastig te vallen met mijn verdriet?”
“Tja…” antwoord ik, “Maar soms kan het helpen als je je verhaal kwijt kan”.
“Ja meneer, misschien wel, maar ik durf het niet… Maar het feit dat ik het nu tegen u vertel is eigenlijk wel bijzonder… maar nu ga ik er vandoor want het werk wacht.” Weer kijkend naar de stad.
“Ja meneer, misschien wel, maar ik durf het niet… Maar het feit dat ik het nu tegen u vertel is eigenlijk wel bijzonder… maar nu ga ik er vandoor want het werk wacht.” Weer kijkend naar de stad.
Ik groet hem en haal met de hond de kudde op die wat afgedwaald is.
Ik kijk de man nog na, over een uurtje zal hij aan het werk zijn, dag in, dag uit en altijd zijn geheim met zich meedragend. Niemand weet het, niemand hoort het en toch… toch heeft hij er vandaag iets over verteld.
Ik kijk de man nog na, over een uurtje zal hij aan het werk zijn, dag in, dag uit en altijd zijn geheim met zich meedragend. Niemand weet het, niemand hoort het en toch… toch heeft hij er vandaag iets over verteld.
Misschien heeft het een beetje geholpen om die zware last van zijn schouders af te laten vallen. Ik kijk naar mijn hond en de kudde en besef weer hoe gelukkig ik ben om dit werk te mogen doen.
Gelijktijdig vraag ik mij af hoeveel mensen er wel niet zijn die ook een heel leven lang een last met zich meedragen waarvan niemand iets weet…
Gelijktijdig vraag ik mij af hoeveel mensen er wel niet zijn die ook een heel leven lang een last met zich meedragen waarvan niemand iets weet…
Ik denk dat het goed is om er toch over te praten, hoe moeilijk het ook is, al is het alleen maar om het te zeggen tegen een onbekende herder…