Een herder met eelt

Vorige zomer zomaar een boek gelezen: “De man en het hout” van de Noor Lars Mytting. Later is dit boek besproken in De wereld draait door, waarin bekende Nederlanders hun enthousiasme voor hout hakken/zagen/klieven/stappelen/drogen deelden met televisiekijkend Nederland.
Naast de aangename warmte van de houtkachel biedt het bezig zijn met deze activiteiten ook veel voldoening:
Allereerst de zoektocht naar gratis hout, afspraken maken met de eigenaren, dan het hout ophalen met busje en hanger, dan het zagen, het klieven, het opstapelen, twee jaar laten drogen in drooghokken (per jaar geschikt), dan in kleine hoeveelheden de huiskamer in dragen, de kachel op een speciale manier aanmaken en tot slot de dag erna de asla legen.
De thermostaat een graad hoger zetten is vele malen gemakkelijker, maar tja, omschreven werkzaamheden brengen de houtliefhebber nieuwe sociale contacten, hij is veel buiten in de natuur, het lichaam wordt getraind, zijn zelfbeeld wordt groter (oerdrift van de man, zorg voor eten en warmte) en als hij, zoals ik, in een buitengebied woont zijn er eventuele klachten van buren niet van toepassing.

Maar wat heeft dit te maken mijn nieuwe sportproject bij de schaapskudde?

Vorige week al vermeldde ik dat ik een prachtige plek in de polder gevonden: een geriefbosje.
Het heeft de vorm van een cirkel met een diameter van circa 15 meter. In de zomer is het een dichte begroeiing, nauwelijks toegankelijk. De bomen staan aan de buitenkant dicht op elkaar en vormen een groene buffer.

Na inspectie blijkt dat het binnen in een grote rommelplek is met omgevallen bomen en takken. De schapen grazen rustig rondom het geriefbosje. Ze lopen niet weg, want de hond ligt voor de toegang naar het fietspad, dus zullen de schapen daar niet naar toe willen.
Ik sta in het bosje en kijk om mij heen. Stel je nu eens voor dat al dat rotte hout, al die takken en omgewaaide bomen er niet zouden zijn, dan ontstaat er een prachtige, spannende plek, die van buiten niet te zien is. Ik zie het zo voor mij: alle grote stammen worden tegen de buitenkant in een cirkel gelegd, alle takken worden versnipperd en vormen een natuurlijke bodem. Er ontstaat een natuurhuis. Ik maak een kleine opening in de buitenkant, zodat de schapen naar binnen kunnen. Op de boomstammen zit een klas kinderen en aandachtig luisteren zij naar een spannend verhaal van de herder. Ze aaien de schapen en genieten van de geheime plek in de polder, want niemand kan ze zien.
Zo zie ik het voor mij, tja… je moet toch wat met je vrije tijd.

Nu aan het werk.
Overleg met de beheerder/coördinator Aad van de kudde.
Ik: “Mag ik dat oude verrotte hout in het geriefbosje opruimen?”
Aad: “Waar is dat goed voor? Wat hebben de schapen daaraan?”
Ik: “Educatielessen, brengt het stadskind in de polder, mooie pr voor onze kudde!”
Aad: “Je doet maar, als je de schapen maar in de gaten houdt.”
Ik: “Tuurlijk, dat is het belangrijkste en tussendoor als ik wat tijd heb, ruim ik de rotzooi in het natuurhuis op.”
Aad: “Succes!”

Ik: “Ehh, Aad, heb jij een kettingzaag? Er liggen een paar stammen op de grond van 50 cm dik en zijn 8 m lang, die zijn niet te verplaatsen.”
Aad: “Ja, maar dat gaat zomaar niet, het is openbaar gebied, GZH is de beheerder van dat gebied, dan moet er een vergunning aangevraagd worden om te zagen en… dan moet je ook een certificaat hebben om te mogen werken met een kettingzaag en beschermkleding, kettingzaagbroek, oorbescherming, veiligheidsbril, handschoenen etc. etc.”
Ik: “O, nou, laat dan maar, ik heb geen certificaat voor een kettingzaag en dat is veel te veel poespas…”

De week daarop.
In alle vroegte loop (sluip) ik met de kudde weer op mijn vaste dag de polder in. Schichtig kijk ik om mij heen. Onder mijn lange jas heb ik mijn houtgereedschap verborgen.

Aangekomen bij het geriefbosje laat ik de kudde grazen, de hond ligt op de uitkijk en ik? Ik sluip het bosje in, pak het gereedschap, een lange hakbijl, onder mijn jas vandaan, hang mijn jas aan een tak en ik begin. Ik begin met sjouwen, trekken, plaats takken aan de zijkant en eindelijk is er ruimte om te hakken en ik denk aan de schrijver Noor Lars Mytting, “De man en het hout”, ik denk aan zijn beschrijving van de noeste gespierde mannen in de Noorse wouden.
Ik hak, ik hak en ik hak.
Het zweet staat op mijn rug, af en toe kijkend naar de schapen of alles goed gaat en mijn hond stimulerend, dat hij vooral daar moet blijven liggen, want dan is hij héél erg braaf!

“Arm beestje”, denk ik, die snapt er niets van wat baassie allemaal aan het doen is. Ik hak, kreun en steun… een toevallige passant met hond kijkt beschaamd de andere kant op en denkt waarschijnlijk: “Nou, nou, dat is wel een héle zware grote boodschap…”

Aan het einde van de middag heb ik een kneiter van een boom in verschillende hompen gehakt, ik trek en duw en rol, totdat er één zo’n homp aan de zijkant ligt. Ik denk: “Zo, dat is het eerste bankje, waar kinderen op kunnen zitten, nog 15 te gaan!”. Het is mooi geweest voor vandaag, ik verstop de hakbijl onder een stel dooie takken en besluit om de volgende weken weer terug te gaan met de kudde en het zware, maar uitdagende werk weer op te maken.

Wanneer het klaar is? Geen idee, ik doe het in het geheim, want ik denk niet dat er ook maar één vrijwilliger is, die dit met mij op gaat pakken. Ach, misschien doe ik er wel twee jaar over, dat maakt niet uit, ik ben lekker bezig, ik train mijn lichaam en ik blijf lekker fit (zie foto hieronder).

Alleen… op een verjaardag is het soms wel eens lastig:
Kennis van de jarige zit naast mij, kijkt naar mijn handen en vraagt: “Jij ben toch herder?”
“Ja, nog steeds!” vertel ik trots.
Kennis: “Maar…? Dan loop je toch alleen maar met je hond en de schapen?
Ik: “Ja, dat klopt.”
Kennis: “Maar…. hoe kom je dan aan al dat eelt en blaren op je handen?
Ik: “Ik heb geen kettingzaagcertificaat, dat is een lang verhaal en het is eigenlijk geheim.”
Kennis schudt meewarig zijn hoofd en begint spontaan een gesprek met de buurman, die aan de andere kant naast hem zit.

En ik?
Ik kijk naar mijn handen,
Mijn handen met eelt…
Nog twee jaar….