Dieren

Mijn hele leven ben ik al omringd door dieren. In mijn kindertijd: poezen, duiven, en natuurlijk honden, altijd een hond naast mij gehad. En de laatste vijf jaar, het zal u niet verbazen, begeef ik mij veel tussen de schapen.
Maar vandaag denk ik niet aan de schapen, niet aan de hond…

11 januari 2016
Koud, guur weer in de polder, paar graden boven nul, regen, regen, regen en een vervelende wind. Het is zo’n dag dat mensen aan mij vragen: “Vind je dit nou leuk?” “Waarom doe je dit toch?” “Kan je je ook ziek melden?”
Ik glimlach dan en antwoord altijd: “Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel.”

Het is ook maar net hoe je er mee omgaat. De Eskimo’s hebben ook geen keuze, stellen zich daarop in, accepteren het (een andere keuze is er niet) en leven hun leven.
Wij Westerlingen groeien op in luxe en comfort en hebben altijd keuzes: binnen blijven of naar buiten, met de fiets of met de auto. Veel mensen kijken tegenwoordig in de ochtend al op de buien-app en besluiten dan om ’s avonds maar niet weg te gaan, want het zou wel eens kunnen gaan regenen, dus bellen ze maar af…

Ik kijk bij koud, guur, nat weer naar de schapen. Zij zijn dan mijn voorbeeld. Zij berusten er in, de kont in de wind en afwachten maar, ze hebben geen keuze, ze weten niet beter, en ze zijn gewoon rustig.
Ik heb mij lang geleden voorgenomen om dat ook te doen, ik berust erin, ik neem het weer zoals het komt. Die instelling geeft rust, het geeft geen stress, geen gezeur en… in Nederland geldt: “Er is niets zo veranderlijk als het weer… dus…”
Mijn advies: probeer het eens uit, je wordt er een stuk vrolijker van!

Op zo’n gure dag zie ik nagenoeg geen sterveling in de polder, na een druk seizoen met vele groepen bij de kudde, vind ik het nu wel prima.
He-le-maal alleen. Nou ja… alleen? Ik heb altijd gezelschap! Natuurlijk de schapen en elk seizoen is anders.
Het voorjaar: met de lammetjes, het gemekker, de moeders die hun jong verdedigen tegenover de hond.
De zomer: tijd om te relaxen en bij warm weer is het zaak om de schaduw op te zoeken voor de dieren.
Het najaar: de periode met de dekram, de tijd voor de liefde.
De winter: rustig aan, tempo en afstand aanpassen aan de dieren, want de meeste dieren zijn drachtig en dan aan het einde van de winter: de lammertijd. Het nieuwe leven….

Naast de schapen heb ik natuurlijk altijd mijn hond of mijn honden bij mij. Echte maatjes, onvoorwaardelijke trouw, steun, onverbeterlijk, aanhankelijk, mijn steunpilaren.
En verder: de koeien, de paarden, de zwanen, de eenden, de hazen, de ratten, de mollen, de insecten, de vlinders, de wormen, de vissen en de vogels.

“Vreemd,” denk ik, “Mensen zitten een uur in een auto, betalen dan vijftien euro entree en kijken dan een uurtje naar dieren achter glas of in kooien en soms nog erger… kijken naar een dicht hok waar waarschijnlijk een groot wild dier in ligt te slapen. Ik begrijp het wel, het fascineert, maar hoeveel van die mensen hebben nu werkelijk het dierenrijk in dit mooie Midden-Delfland gezien?”

Over vogels: vandaag sprak ik nog even een “vogelaar”. De vogelaar is vaak goed herkenbaar. Op de fiets, verrekijker op zijn buik en een statief onder zijn snelbinders.

Ik sta op een brug en kijk over het weiland naar de grazende schapen. Een vogelaar komt aangefietst. Ik groet hem en hij remt plotseling en vraagt: “Goedemorgen, heeft u vandaag hier op de brug het ijsvogeltje gezien?”
Nu ben ik geen vogelkenner, verre van dat, maar in de loop der jaren vang ik wel eens het een en ander op en antwoord hem: “Dat is toch een blauw vogeltje met een oranje bruin borstje?”

“Ja, ja, ja” antwoordt hij gretig, met waarschijnlijk de gedachte dat hij met een “gelijkgestemde” te maken heeft. “Nee meneer, niet gezien.”
Vogelaar: “Jammer, jammer, want hij zit hier wel vaak op de brugleuning, maar ja, het is een schuw vogeltje, dus…” Even voel ik mij haast schuldig dat ik zo maar met mijn kudde over deze brug ben gekomen. Ik heb natuurlijk alle ijsvogeltjes weggejaagd. Snel vervolg ik het gesprek en zeg hem dat de blauwe reiger, de witte reiger en de niet veel voorkomende kleine witte reiger hier wel regelmatig te zien zijn.

Vogelaar: “Ja, ja dat weet ik, maar dit weekend was het even verderop bij de rietkragen bij de waterpoel een gekkenhuis, ik geloof dat er wel 50 vogelaars waren met statieven en kijkers, want de BUIDELMEES is gesignaleerd”
Ik: “O ja, is hij er weer? Vorig jaar was hij hier ook te zien” (ik heb vorig jaar een blogverhaaltje overgeschreven, vandaar dat deze kennis nog paraat was, een vogeltje wat zelden te zien valt).

Vogelaar gaat helemaal op in onze plots ontstane “vriendschap”.
Ik zie dat en gooi er nog een schepje bovenop: “En wat denkt u van onze ooievaarskolonie? Ik heb er wel 10 tot 12 geteld, allemaal op hetzelfde weiland aan de Woudweg!” en vervolg direct met: “Meneer, mag ik u iets vragen? Heeft u als kenner, als vogelaar, in dit gebied ook wel eens steenuiltjes gezien?”

Vogelaar: “Ja, ja, bij de Abtswoudseweg zijn wat steenuiltjes te zien, maar ze hebben een mooie schutkleur, dus ze zijn moeilijk waar te nemen.”
“Mooi,”antwoord ik. “Daar ben ik blij mee, want een maand geleden heb ik bij onze boerderij een steenuilenkast op laten hangen, dus ik hoop dat we in het voorjaar jonkies krijgen.”

Vogelaar kijkt mij aan met een blik van “vanaf nu zijn wij voor eeuwig vrienden”, hij bedankt mij en gaat vervolgens zijns weegs.
De rest van dag ben ik alleen, helemaal alleen… en ik denk enkel maar één dier, de hele dag… niet aan de schapen, niet aan mijn hond.

Nee, ik denk aan een kameleon. Het dier dat het vermogen heeft om telkens van kleur te veranderen.
Ik denk aan Dé Kameleon!

Aan Jones, Dé kameleon. Aan MENEER Jones moet ik schrijven, want het is… nee het was… een gentleman!
Meneer Jones: dank u wel voor al uw creativiteit, voor al uw veranderingen, u was een ware kameleon!

Meneer Robert Jones: dank u wel. U was vernieuwend, steeds verrassend en taboedoorbrekend.
Meneer David Robert Jones: dank u wel voor: “Het durven zijn wie je echt wil zijn”.
Meneer David Robert Jones: zelf uw geëngageerde dood is een artistiek kunstwerk. Twee dagen voor uw dood, op uw verjaardag, verscheen uw album Blackstar met verwijzingen naar het naderde einde.

De ziekte Kanker heeft uw lichaam opgeëist.
De ziekte heeft uw stem doen stillen.
De ziekte heeft uw geest laten vervliegen.
Maar… de ziekte heeft uw creaties niet mee kunnen nemen.
Tot in lengte der dagen zullen onze oren gestreeld worden door uw songs.

Meneer David Robert Jones, The gentleman…… The blackstar……. de kameleon…. dank u wel.

Zijn artiestennaam:

David Bowie.