De allereerste keer dat ik met de kudde in de Zouteveensepolder liep, kan ik me nog goed herinneren.
Het was begin november 2010. Ik kreeg van de beheerder de opdracht om vanaf de boerderij naar Holy te lopen (ongeveer 2,5 km). De beheerder wenste mij succes en ik ging op pad. Nog nooit had ik met 400 schapen over de openbare weg gelopen, het zweet stond op mijn rug.
Met flinke stappen zette ik koers richting Holy. Ik spoorde mijn hond Kita telkens aan. En met mijn stok porde ik af en toe een achterblijvend schaap om toch vooral maar haast te maken om bij de voortgaande kudde te blijven. Ik liep zelf ook van links naar rechts achter de kudde om maar vooral tempo te houden met de kudde. Al snel stak ik de Breeweg over.
Na een uur was ik bijna bij Holy, Kita liep met zijn tong uit z’n bek en de schapen vertoonden hetzelfde gedrag. Dus ik kon tevreden zijn!
Op dat moment legde hij mij een nieuw werkwoord uit: “KUIEREN”. Dat is zoiets als je ergens naar toe moet, maar dan moet je dat héél langzaam en rustig doen. Wij Westlanders kennen dat niet, maar ik had mij voorgenomen als beginnend herder om alles te willen leren.
“KUIEREN” is het tegenovergestelde van “zich haasten”of “haast hebben”.
We hebben altijd haast, we moeten dit en we moeten dat… ik hoor nooit iemand zeggen: “Ik ga vanmiddag kuieren” en toch zouden we dat af en toe eens moeten doen, gewoon: “KUIEREN”.
Vanmiddag kuierde ik met de kudde over de Woudweg, er kwam een bestelbus aan en hij zag dat ik “kuierde” en hij had “haast”.
Dat gaat niet goed samen, hoe dat afliep, schrijf ik in het volgende blog.