Het dinsdag begin december en bij het begin van de ochtend is er rijp te zien op de grasvelden. Het heeft licht gevroren en het is fris in de polder.
Met dit weer blijven veel mensen thuis, het nodigt de mensen niet uit om een lekkere wandeling te gaan maken. Voor mij is het een rustige, stille dag, geen dagjesmensen en geen groep bij de kudde. Ik zie in de verte een enkele hondenbezitter en zwaai gemoedelijk naar hem of haar.
Aan het einde van de middag zie ik in een van de vaarten tussen het riet door een kano met daarin een man. Doodstil, hij beweegt niet. Ik kijk het een minuutje aan en de man beweegt nog steeds niet! “Verdorie,” denk ik, “Die man is onwel geworden, verdomme, nou moet ik zo meteen nog het water in ook.”
Al pratende kwam ik er achter dat ik hem al meer gezien heb op de wateren in Midden Delfland. “Bent u regelmatig op het water?” vraag ik hem. “Meneer, èlke dag, het hele jaar door, behalve als het vriest! Ik woon in Delft, pak mijn fiets en elke dag rij ik naar Schipluiden, want daar ligt mijn kano en dan vaar ik over de Vlaardingse Vaart naar de Vlietlanden. Ik vind het heerlijk om foto’s te maken, Ik heb wel zo’n modern toestel, maar ik laat nog gewoon de foto’s afdrukken op papier.”
“Zeker wel koud zo stil op het water?” vraag ik hem. “Welnee meneer, bij U daar op de kant is het koud, want u voelt de wind. Ik vaar meestal langs de rietkragen en dan ben ik in de luwte.” “Tja,” zeg ik, “Dat is wel slim, maar laat ik dat nou maar niet proberen, want dat wordt een zooitje met al die schapen in het riet.” We praten nog even kort over wat ‘wij, buiten-mensen’ in de winter voor kleding moeten hebben en het gesprek loopt ten einde. Tot slot vraag ik hem: “Mag ik u naar uw leeftijd vragen?”
“Ik ben 81…”
Hij steekt zijn hand op en peddelt langzaam verder… en ik neem mij voor om tegen niemand, maar dan ook echt tegen niemand, te zeggen dat ik het deze dag koud heb gehad. Ik zet mijn kraag op, steek mijn handen diep in de zakken en ik loop tegen de oostenwind in naar de boerderij, nog een uurtje te gaan. In gedachten neem ik mij voor dat ik met mijn kudde in de Provence (Frankrijk) loop, 25 graden met een heerlijke zonnetje. En het helpt… een beetje, brrrrrrrr.